Eiwitten kunnen niet door toeval ontstaan

Laten we nu nauwkeurig bestuderen waarom het evolutionistische scenario met betrekking tot de vorming van proteïnen onmogelijk is.

Het is niet voldoende, dat de juiste aminozuren in de juiste volgorde liggen om een proteïnemolecule te vormen. Elk van de 20 verschillende soorten aminozuren die aanwezig zijn om het proteïne samen te stellen moeten ook nog linksdraaiend zijn. Er zijn twee verschillende soorten aminozuren en die worden 'linksdraaiend' en 'rechtsdraaiend' genoemd. Het verschil hiertussen is de spiegelbeeldsymmetrie tussen hun driedimensionale structuren, die of naar links of naar rechts draait.

Aminozuren van elk van deze twee groepen kunnen zich gemakkelijk met elkaar verbinden. Door onderzoek is men achter een verbazend feit gekomen: alle proteïnen in planten en dieren, van het eenvoudigste organisme tot het meest ontwikkelde, zijn uit linksdraaiende aminozuren samengesteld. Als er maar één enkele rechtsdraaiende aminozuur bij het proteïne komt, is het proteïne onbruikbaar. Ook is het interessant, dat in sommige experimenten de bacteriën die rechtsdraaiende aminozuren gekregen hadden, deze onmiddellijk vernietigden en in sommige gevallen van de gebroken stukken linksdraaiende aminozuren vormden, zodat zij ze konden gebruiken.

Laten we eens aannemen, dat het leven door toeval tot stand is gekomen, zoals de evolutionisten beweren, dat gebeurde. In dit geval zouden de links- en rechtsdraaiende aminozuren die door het toeval in de natuur gevormd werden in ongeveer even grote aantallen voorkomen. Daarom zouden alle levende wezens zowel rechts- als linksdraaiende aminozuren in hun gestel hebben, want chemisch is het voor aminozuren mogelijk, dat beide vormen zich met elkaar verbinden. Maar de proteïnen in alle levende wezens zijn slechts uit linksdraaiende aminozuren samengesteld.

De vraag is nu hoe de proteïnen van alle aminozuren alleen de linksdraaiende eruit kunnen halen en hoe kunnen ze zorgen, dat er geen enkel rechtsdraaiend aminozuur bij het levensproces betrokken wordt, dit is voor de evolutionisten nog steeds zeer confronterend. Er is geen enkele manier om zo'n bijzondere en bewuste selectie te kunnen verantwoorden.

En verder zorgt deze eigenschap van de proteïnen voor meer verwarring over de 'toevallige' impasse van de evolutionisten. Om een 'betekenisvol' proteïne te vormen, is het niet voldoende, dat er een bepaalde hoeveelheid aminozuren in een perfecte volgorde moet zijn die op de juiste manier driedimensionaal met elkaar verbonden zijn. Daarbij komt nog, dat al deze aminozuren linksdraaiend moeten zijn en dat er geen enkel rechtsdraaiend aminozuur bij mag zijn. Maar er is nog geen mechanisme voor natuurlijke selectie, dat de rechtsdraaiende aminozuren kan herkennen als zij aan de rij worden toegevoegd en dat kan herkennen, dat dit een fout is en dat zij uit de keten verwijderd moeten worden. Deze situatie elimineert de mogelijkheid tot toeval nog eens en voor altijd.

In de Brittanica Science Encyclopaedia, waarin de evolutie op uitgesproken wijze verdedigd wordt, wordt aangegeven, dat de aminozuren van alle levende wezens op aarde en de bouwstenen van complexe polymeren zoals proteïnen eenzelfde linksdraaiende asymmetrie hebben. Er wordt aan toegevoegd, dat dit gelijk staat als het duizend maal opgooien van een munt en altijd de kopzijde krijgen. In dezelfde encyclopedie staat er, dat het niet mogelijk is te begrijpen waarom moleculen linksdraaiend of rechtsdraaiend zijn en dat deze keuze fascinerend genoeg verbonden is met de bron van het leven op aarde.123

Als bij een munt altijd de kopzijde boven komt, als die een miljoen maal wordt opgegooid, moeten wij dat dan aan het toeval toeschrijven of kunnen we aannemen, dat er een bewuste interventie plaatsvindt? Het antwoord is wel duidelijk. Maar ondanks dat het zo duidelijk is, nemen evolutionisten hun toevlucht tot het toeval, alleen omdat zij niet het bestaan van een bewuste interventie willen accepteren.

De situatie is met de nucleotiden, dat is de kleinste eenheid van DNA of RNA, hetzelfde als met de linksdraaiende aminozuren. Maar in tegenstelling tot de aminozuren in levende wezens worden bij de nucleotiden alleen de rechtsdraaiende vormen gekozen. Dit is een ander geval dat nooit door het toeval uitgelegd kan worden.

Concluderend kunnen we zeggen, dat het definitief bewezen is door de waarschijnlijkheden die we tot dusver onderzocht hebben, dat de oorsprong van het leven niet door toeval uitgelegd kan worden. Als we een poging doen om de waarschijnlijkheid te berekenen van een proteïne van gemiddelde omvang dat samengesteld is uit 400 aminozuren die slechts uit de linksdraaiende aminozuren gekozen kunnen worden, komen we tot een waarschijnlijkheid van 1 tot 2 tot de 400 dat is 10 tot de 120ste. Als vergelijking kunnen we eraan denken, dat het aantal elektronen in het universum geschat wordt op 10 tot de 79, wat veel kleiner is dan dit getal. De waarschijnlijkheid dat deze aminozuren de vereiste volgorde vormen en de juiste functionele vorm geeft nog grotere getallen. Als we deze waarschijnlijkheden samenvoegen of als we het onderwerp uitbreiden naar de vorming van een groter aantal en soorten proteïnen, wordt de berekening nog onwaarschijnlijker.

De juiste verbinding is van levensbelang

De lange lijst die we hierboven genoemd hebben is nog niet het einde van de impasses van de evolutie. Voor aminozuren is het niet voldoende om met de juiste aantallen, volgorde en de vereiste driedimensionale structuur gerangschikt te zijn. De formatie van een proteïne vereist ook, dat een aminozuur met meer dan één arm met een ander zuur verbonden is door slechts bepaalde armen. Zo'n verbinding wordt een peptidenverbinding genoemd. Aminozuren kunnen verschillende soorten verbindingen met elkaar maken, maar proteïnen bestaan alleen uit die speciale aminozuren die een peptidenverbinding hebben.

Een vergelijking zal dit verklaren: stel je voor dat alle onderdelen van een auto volledig en op de juiste manier geplaatst zijn met uitzondering van één van de wielen, die in plaats van met schroeven en moeren bevestigd te zijn met een stukje draad vastgemaakt is en wel zodanig, dat het centrale deel van het wiel naar de grond wijst. Zo'n auto kan zelfs niet over de afstand van een meter rijden, ongeacht hoe ingewikkeld de technologie daarvan is of hoe krachtig de motor is. Op het eerste gezicht lijkt alles op de juiste plaats te zitten, maar de verkeerde verbinding van één van de wielen maakt de hele auto nutteloos. Hetzelfde geldt voor de moleculen van het proteïne, de verbinding van zelfs maar één aminozuur met een andere verbinding dan de peptidenverbinding zorgt ervoor, dat het hele molecule onbruikbaar is.

Onderzoek heeft aangetoond, dat aminozuren zich willekeurig verbinden en dat een peptidenverbinding in 50% van de gevallen plaatsvindt en dat de rest zich op een andere manier verbindt, die niet in proteïnen aanwezig is. Om goed te kunnen werken moet ieder aminozuur dat een proteïne vormt, een peptidenverbinding aangaan, net zoals het alleen uit linksdraaiende exemplaren gekozen moet worden.

Deze waarschijnlijkheid is hetzelfde als de waarschijnlijkheid dat iedere proteïne linksdraaiend is. Als we aannemen, dat het proteïne van 400 aminozuren gemaakt is, is de waarschijnlijkheid dat alle aminozuren een peptidenverbinding aangaan een kans is van 1 tegen 2 tot 399.

Een waarschijnlijkheid van nul

Zoals we hieronder zien, is de waarschijnlijkheid dat er een proteïnemolecule gevormd wordt dat van 500 aminozuren gemaakt wordt een 1 waarachter 950 nullen worden geplaatst, dat is een getal dat de menselijke geest zich niet kan voorstellen. Dit is slechts een waarschijnlijkheid op papier. Praktisch heeft zo'n mogelijkheid een kans van '0' voor de verwezenlijking daarvan. In de wiskunde wordt een kans die kleiner is dan 1 tegen 10 tot de 50ste statistisch als nul beschouwd.

Een waarschijnlijkheid van 1 tegen 10 tot de 950 gaat ver over deze grens heen.

Terwijl de onwaarschijnlijkheid van de vorming van een proteïnemolecule opgebouwd uit 500 aminozuren dit niveau bereikt, kunnen we nog doorgaan om de grenzen van het verstand naar hogere niveaus van onwaarschijnlijkheid te brengen. In het hemoglobinemolecule, wat een vitaal proteïnemolecule is, zijn er 574 aminozuren, meer aminozuren dan het proteïne dat we hierboven genoemd hebben. Denk nu eens aan het volgende: in slechts één van de miljarden rode bloedcellen in uw lichaam zijn 280.000.000 (280 miljoen) hemaglobinemoleculen.

De geschatte leeftijd van de aarde is onvoldoende om zelfs maar een enkel proteïne te vormen door de 'trial en error'-methode, laat staan een rode bloedcel. Zelfs als we aannemen, dat de aminozuren zich door middel van de 'trial en error'-methode zonder tijdverlies verbonden en ontbonden hebben sinds de vorming van de wereld om maar één enkel proteïnemolecule te vormen, dan vereist dat nog steeds een periode die langer is dan de huidige leeftijd van de wereld om een waarschijnlijkheid te halen van 1 tegen 10 tot de 950ste.

De conclusie die uit dit alles getrokken kan worden, is dat de evolutie in een verschrikkelijke afgrond valt van de onwaarschijnlijkheid en dit al van het eerste moment van de vorming van een enkel proteïnemolecule.


123 Fabbri Britannica Science encyclopaedia, vol 2, no. 22, p. 519.